FAQ

RES

  • Waarom een Regionale Energiestrategie (RES)?

    In 2019 presenteerde het kabinet het Klimaatakkoord. Hierin werden afspraken gemaakt om de CO2-uitstoot in 2030 met 49% te verminderen ten opzichte van 1990, en in 2050 met 95%. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat een deel van deze landelijke afspraken door dertig regio’s worden vertaald naar passende regionale ambities en maatregelen. Elke regio stelt hiervoor een Regionale Energiestrategie (RES) op. 

  • Wat staat er in de RES 1.0 van Holland Rijnland?

    De RES 1.0 van Holland Rijnland is een richtinggevende strategie voor de regionale energietransitie. In de RES 1.0 worden ambities gesteld en strategische keuzes gemaakt om stapsgewijs energieneutraal te zijn in 2050. Belangrijke opgaven hierbij zijn de warmtetransitie in de gebouwde omgeving (vooral woningen en kantoorpanden) en het opwekken van duurzame elektriciteit. Ook maakt de regio in de RES 1.0 afspraken over energiebesparing en het stimuleren van duurzame mobiliteit, ook al zijn dit geen verplichte onderdelen van de RES. 

  • Wie vormen de samenwerkingspartners van de RES-regio Holland Rijnland?

    De RES-regio Holland Rijnland is een samenwerkingsverband tussen Hoogheemraadschap van Rijnland, Omgevingsdienst West-Holland, provincie Zuid-Holland en de regiogemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. Daarnaast wordt samengewerkt met netbeheerder Liander en verschillende lokale en regionale partners.

  • Waarom een RES 1.0? Komt er ook een RES 2.0?

    Het is de bedoeling dat de RES-regio's elke twee jaar een nieuwe RES maken, gebaseerd op nieuwe informatie, inzichten en ambities. De RES 2.0 is voorzien op 1 juli 2023. De RES 3.0 moet in 2025 klaar zijn.

  • Wat zijn de ambities van de RES-regio Holland Rijnland?

    De regio heeft de volgende ambities opgenomen in de RES:

    • In 2050 zijn we een energieneutrale regio
    • Energiebesparing: in 2030 minimaal 1,1 Terawattuur (TWh) energie besparen ten opzichte van 2014
    • Opwek duurzame Elektriciteit: in 2030 1,05 TWh aanvullende opwek ten opzichte van 2014
    • Warmte: in 2050 vindt verwarming alleen nog plaats via alternatieve bronnen voor aardgas
    • Duurzame Mobiliteit: inzetten op schonere, slimmere en andere mobiliteit voor 2030 minimaal 11% energiebesparing t.o.v. 2014 en 22% CO2-reductie t.o.v. 1990.
  • Wat is de relatie tussen de RES 1.0 en het Regionaal Energieakkoord?

    Op 27 september 2017 ondertekenden achttien partijen het Energieakkoord Holland Rijnland. Dit waren de destijds nog veertien gemeenten van de regio Holland Rijnland, de provincie Zuid-Holland, de Omgevingsdienst West-Holland, hoogheemraadschap van Rijnland en Holland Rijnland. Deze partijen werken sindsdien samen aan de regionale ambitie om in 2050 een energieneutrale regio te zijn. Het Energieakkoord stelde concrete tussendoelen voor 2025. Het Energieakkoord vormde de basis voor de RES. Dit is vastgelegd in de Startnotitie ‘Van Energieakkoord naar RES’. De tussendoelen uit het Energieakkoord zijn vertaald naar 2030. Zo sluiten wij aan op de eisen die de RES stelt.

  • Wat is de relatie tussen de RES 1.0 en de Regionale Omgevingsagenda Holland Rijnland?

    Binnen de regio Holland Rijnland werken we – naast de RES 1.0 – aan een Regionale Omgevingsagenda (ROA) die ingaat op de ruimtelijke ontwikkelingen en de onderlinge afhankelijkheden tussen wonen, werken, recreëren, mobiliteit, energie en natuur. In deze Regionale Omgevingsagenda worden gezamenlijke strategische keuzes vastgelegd over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van onze regio voor de periode 2020-2040.

    Eén van de belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen die in de nabije toekomst ruimte opeist, is de energietransitie. De RES geeft richting aan de regionale energietransitie. Het traject van de ROA loopt parallel met dat van de RES. Bovendien vindt er integrale afstemming plaats tussen beide trajecten. De besluitvorming over de Regionale Omgevingsagenda verloopt echter via het Algemeen Bestuur (AB) van Holland Rijnland. In de periode dat de besluitvorming plaatsvindt over de RES 1.0 (april – juni 2021) dienen de gemeenteraden hun wensen en bedenkingen in op de Regionale Omgevingsagenda. Zo borgen we in het proces aan de voorkant een integrale afweging van de verschillende ruimtelijke claims. 

  • Hoe verhoudt de RES zich tot gemeentelijk beleid?

    Na vaststelling van de RES 1.0 is het aan de gemeente om deze te verankeren in haar lokale beleid. Ruimtelijk betekent dat in omgevingsvisies, -plannen of -programma’s. Daarnaast stelt elke gemeente uiterlijk in 2021 een Transitievisie Warmte (TVW) vast.

  • Wat staat er in de RES 1.0?

    In de RES staat beschreven welke strategie de RES-regio hanteert om lokale en regionale energiedoelstellingen te bepalen en te behalen. De RES heeft een horizon van 2030 met een doorkijk naar 2050. Concrete zaken opgenomen in de RES Holland Rijnland, zijn: 

    • Een doelstelling voor energiebesparing en een overzicht van de activiteiten die gemeenten in dit kader (kunnen) uitvoeren;
    • Een beschrijving van de toekomstige regionale warmtestructuur 
    • Een ambitie/bod voor het aandeel op te wekken hernieuwbare elektriciteit in Terawattuur (TWh) 
    • Een CO2- reductie doelstelling en een actieplan voor duurzame mobiliteit (waar onder andere in wordt gegaan op laadinfrastructuur) 

    Voor wat betreft de opwek van elektriciteit is door het Rijk aangegeven dat alle biedingen van de regio’s voor duurzame opwek op moeten tellen tot 35 TWh. 

  • Wat is de meerwaarde van de RES?

    De oplossing voor de energietransitie gaat vaak over bestuurlijke grenzen heen. Denk aan grootschalige wind- en zonneprojecten en aqua- en geothermie (warmtenetten). Door regionale afstemming van vraag en aanbod, kunnen warmtebronnen optimaal worden benut.

    De meerwaarde van de RES zit daarnaast in het bundelen van capaciteit en kennis tussen decentrale overheden ten aanzien van bijvoorbeeld energiebeleid, netwerk en stakeholders. Tot slot maakt de RES regionaal maatwerk mogelijk door samen met alle actoren te kijken wat waar mogelijk is. 

  • Wat is de juridische status van de regionale inzet?

    De RES is een strategische visie die vooral de partners zelf bindt. De regionale inzet wordt vastgelegd in de gemeentelijke en/of provinciale omgevingsvisie, de provinciale omgevingsverordening en het gemeentelijke omgevingsplan. Daarmee worden de afspraken uit de RES ruimtelijk geborgd. Het Klimaatakkoord is niet vrijblijvend. Met het ruimtelijk juridisch instrumentarium zijn de projectie en de uitvoer van projecten die bijdragen tot het behalen van klimaatakkoorddoelstellingen afdwingbaar. 

  • Wat gebeurt er als wij de gestelde ambities niet halen?

    Er wordt op landelijk niveau gekeken in hoeverre de RES'en optellen tot de landelijke ambitie voor 2030 van 35 TWh. Vervolgens wordt er nauw gemonitord hoe de verduurzamingsinzet in de praktijk uitwerkt. Op zowel regionaal als landelijk niveau vindt er bijsturing plaats wanneer de doelstellingen niet gehaald mochten worden.

  • Wie besluiten er over de RES 1.0?

    De RES 1.0 wordt vastgesteld door de dagelijkse en algemene besturen van de provincie Zuid-Holland, het hoogheemraadschap van Rijnland, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en de dertien regiogemeenten. Met het besluit van volksvertegenwoordigers over de RES 1.0 wordt het document een bouwsteen voor toekomstig omgevingsbeleid. 

  • Wat is het vervolg van de RES 1.0?

    De RES 1.0 is geen blauwdrukdocument dat de regionale energietransitie tot aan 2050 beschrijft. In het Klimaatakkoord staat dat er elke twee jaar een actualisatie van de RES’sen plaatsvindt. Dat betekent dat we nu – na vrijgave van het document in april 2021 – aan de uitvoering en uitwerking van de RES 1.0 en tegelijkertijd aan de ontwikkeling van de RES 2.0 werken.

    Nadat de RES 1.0 is vastgesteld door de dagelijkse en algemene besturen van de provincie Zuid-Holland, het hoogheemraadschap van Rijnland, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en de dertien regiogemeenten, gaan deze partijen aan de slag met de uitvoering op de verschillende thema’s. Dat doen ze samen met bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en inwoners. De uitvoering gebeurt op verschillende schaalniveaus: regionaal, subregionaal, lokaal, in woonkernen, op wijkniveau en concreet op het niveau van een huishouden. 

  • In de RES 1.0 staat dat Holland Rijnland deelneemt aan een landelijke pilot ‘RES en milieueffectrapportage’. Wat houdt dit in?

    De RES-regio Holland Rijnland is één van de eerste regio’s in Nederland die een milieueffectrapport (MER) opstelt om het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de keuzes in de RES 1.0. Omdat de RES een nieuw instrument is in het ruimtelijk beleid, willen de samenwerkingspartners binnen de RES-regio Holland Rijnland in de pilot ervaring opdoen over het gebruik van de zogenaamde Plan MER, de bijbehorende procedure en de weging van milieubelangen in het RES-proces. Daarom heeft RES-regio Holland Rijnland de Commissie MER om advies gevraagd. De Commissie is onafhankelijk, bij wet ingesteld en adviseert over de inhoud en de kwaliteit van de MER. Zij stelt voor ieder project een werkgroep samen van onafhankelijke deskundigen. De Commissie schrijft geen milieueffectrapporten, dat doet de initiatiefnemer, in dit geval de partners in de RES-regio Holland Rijnland: provincie, waterschappen en gemeenten. 

  • Op welke manier zijn de resultaten uit de milieueffectrapportage meegenomen in de RES 1.0?

    De resultaten van deze PlanMER zijn nu nog slechts voor een klein deel meegenomen in de r de RES. Dat komt omdat de ontwikkeling van RES en PlanMER parallel naast elkaar liepen maar de PlanMER nog niet gereed is en pas na vrijgave van de RES 1.0 op wordt opgeleverd. Wat wel mee is genomen in de RES, is de haalbaarheidslag: wat zijn niet mitigeerbare wettelijke restricties vanuit milieu en veiligheid waar geen kansen zijn voor de opwek van duurzame energie? De resultaten van de PlanMER worden meegenomen bij de ontwikkeling van de RES 2.0 en richting de verankering van de RES in het lokale omgevingsinstrumentarium.

  • Wordt waterstof meegenomen in de RES 1.0?

    Waterstof is een schone brandstof, want bij verbranding komt alleen water(damp) vrij. Bovendien kan waterstof uit water en (duurzame) elektriciteit worden gemaakt. Waterstof kan als energiedrager geschikt zijn om bijvoorbeeld aardgas voor verwarming of benzine in auto’s te vervangen. Met een relatief kleine aanpassing kunnen de huidige gasleidingen ook geschikt worden gemaakt voor het transport van waterstof. Het is bovendien een duurzame grondstof, bijvoorbeeld voor plastics. Daarom kan waterstof in de toekomst een belangrijke rol spelen.

    Maar waterstof is een energiedrager en geen alternatief voor duurzame opwekking. Sterker nog, waterstof is alleen duurzaam als we het uit water en duurzaam opgewekte elektriciteit maken. Daarvan hebben we nog lang niet genoeg. We moeten dus eerst zorgen dat we voldoende duurzame energie kunnen opwekken om zelf te gebruiken, om daarna ook waterstof te maken.

    Gezien de huidige energieverliezen bij het omzetten van elektriciteit naar waterstof, is het - gezien de beperkte productie van duurzame elektriciteit-  niet voor de hand liggend om op korte termijn waterstof op grote schaal in te zetten in de gebouwde omgeving en voor mobiliteit.

    Er loopt nu een aantal grotere en kleinere onderzoeks- en proefprojecten in Nederland om groene (duurzame) waterstof te maken. Die zijn nodig om groene waterstof over een tijdje op grote schaal te kunnen gebruiken. De eerste toepassingen van groene waterstof op grote schaal vinden naar verwachting in de industrie plaats. Daarop zetten het kabinet en verschillende partijen actief in. In onze regio zal waterstof nog geen grote rol voor 2030 spelen. Wanneer zich kansen voordoen in proposities vanuit nationaal en provinciaal niveau (zoals de Groeiagenda van de provincie), spelen wij hier zeker op in. 

Energiebesparing

  • Waar ziet Holland Rijnland de meeste kansen op het gebied van energiebesparing?

    Holland Rijnland ziet de meeste kansen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving, omdat dit de sector is met regionaal gezien het hoogste energieverbruik. De regio heeft als ambitie om in deze sector in 2030 een energiebesparing te hebben doorgevoerd van 15% ten opzichte van 2014. Gemeenten nemen deze ambitie over in hun gemeentelijk beleid en kiezen zelf welke maatregelen nodig zijn om deze ambitie te realiseren, bijvoorbeeld door inwoners te stimuleren hun huizen (beter) te isoleren.

    Ook voor mobiliteit ziet de regio veel kansen. Voor deze sector heeft de regio de doelstelling om in 2030 een energiebesparing van minimaal 11% ten opzichte van 2014 te realiseren. De regio ziet minder kansen voor energiebesparing in de sector Industrie  en land- en tuinbouw, omdat deze relatief klein zijn in de regio. Gemeentelijk kan dit vanzelfsprekend verschillen. 

  • Geldt de doelstelling voor energiebesparing voor de regio of voor elke individuele gemeente?

    De manier waarop we energiebesparing in de gebouwde omgeving stimuleren, wordt door elke gemeente individueel uitgewerkt. Elke gemeente bespaart bij huishoudens en utiliteiten 15% (in 2030 t.o.v. 2014). Gemeenten kunnen wel met elkaar samenwerken. Voor besparing op energiegebruik van mobiliteit werken we regionaal samen, omdat dit onderwerp gemeentegrens-overstijgend is. Samen besparen we minimaal 11% op mobiliteit (in 2030 t.o.v. 2014).

  • Op welke manier gaat de RES-regio Holland gemeenten ondersteunen in hun ambities om energiebesparing te realiseren?

    De RES-regio biedt aanvullende (communicatieve) instrumenten om gemeenten te ondersteunen energie te besparen binnen hun gemeentegrenzen. De gemeenten geven de energiebesparingsambitie vorm via lokaal beleid. Gemeenten zelf en partijen in de samenleving worden daarmee ondersteund om energie te besparen. De RES-regio Holland Rijnland zet in op versnellen, opschalen en kennisdeling. Bijvoorbeeld door samen met RES-partners producten of instrumenten te ontwikkelen die elke gemeente bij het uitvoeren van het eigen beleid kan gebruiken. Hierdoor hoeft niet elke gemeente zelf ‘het wiel uit te vinden’.  

  • Regionaal is afgesproken dat alle woningen minimaal label D hebben in 2030. Hoe wordt dit gerealiseerd?

    Hoe gemeenten dit realiseren, is aan de gemeenten zelf. De maatregelen die gemeenten hiervoor nemen, zullen dus per gemeente verschillen. 

  • Welke rol heeft het Duurzaam Bouwloket in het realiseren van de regionale ambitie rondom energiebesparing?

    Het Duurzaam Bouwloket (www.duurzaambouwloket.nl) is een belangrijke pijler onder het energiebesparingsbeleid. Hier vinden particulieren informatie over bijvoorbeeld subsidies en leveranciers. Gemeenten blijven gezamenlijk het Duurzaam Bouwloket aanbieden aan hun inwoners. De komende periode inventariseert de Omgevingsdienst of gemeenten interesse hebben om het loket met ondersteuning voor ondernemers uit te breiden.

  • Energiebesparing kan gerealiseerd worden door te kiezen voor bepaalde technologieën in de Transitievisie Warmte. Wat voor technologieën worden hieronder verstaan?

    Er zijn diverse mogelijkheden voor het toepassen van technologieën die minder energie gebruiken dan bij de huidige warmtevoorziening. Denk bijvoorbeeld aan (hybride) warmtepompen en warmte- koudeopslag. De keuze hiervoor wordt niet in de RES gemaakt, maar lokaal. 

Warmte

  • Wat is de warmteopgave?

    De ambitie is om minstens 80% van de warmte uit onze eigen regio te halen. De resterende 20% vullen we in met onder andere restwarmte of geothermie uit de nabijheid van onze regio. De totale warmtevraag van de gebouwde omgeving bedroeg in 2017 ongeveer 3,8 TWh. Daarvan werd 70% gebruikt door woningen en 30% door utiliteitsbouw. Het grootste deel van de warmtevraag betreft ruimteverwarming. Na besparingen van maximaal 30% en relatief bescheiden nieuwbouw komt de warmtevraag in 2050 naar verwachting op 2,65 TWh.

    De warmtevraag van de industrie in 2018 bedroeg 0,52 TWh en van de landbouwsector 0,69 TWh. Na besparing voor beide sectoren zou dit samen 1,01 TWh moeten zijn. 

  • Welke warmtetechnieken zijn er?

    Er zijn veel verschillende alternatieven voor verwarmen met aardgas beschikbaar. Deze zijn grofweg te onderscheiden in twee groepen technieken: collectieve en individuele technieken. Een collectieve techniek maakt gebruik van een gezamenlijk transportsysteem dat de warmte naar de huizen brengt. Vaak is dit een warmtenet. Voorbeelden van collectieve technieken zijn geothermie, aquathermie en restwarmte. Maar ook biogas en waterstof zijn warmtebronnen die geschikt zijn voor collectieve oplossingen.

    Bij individuele technieken heeft ieder huis zijn eigen warmtebron. Voorbeelden van individuele technieken zijn een warmtepomp, zonneboiler of infraroodpanelen. We gebruiken een warmtepomp soms ook bij een collectieve techniek. Van sommige bronnen is de temperatuur namelijk nog niet hoog genoeg om huizen mee te verwarmen. De warmtepomp wordt dan gebruikt om de aangeleverde warmte op een hogere temperatuur te brengen. 

    Op de website wijzijnon.nl zijn verschillende factsheets te vinden die de technieken verder uitleggen. 

  • Op welke warmtebronnen zet de regio in?

    In de RES zetten we in op:

    • restwarmte
    • geothermie
    • aquathermie in combinatie met Warmte- en koudeopslag (WKO’s)
    • zonthermie
    • open WKO’s
    • warmtepompen, oftewel all-electric toepassingen
    • groen gas
    • biomassa
  • Is er ook gekeken naar zonthermie? En wat is de potentie hiervan?

    Ja, hier is naar gekeken. De ambitie is dat we 0,03 TWh energie opwekken met behulp van zonthermie. De potentie is veel groter. In 2050 zou wel 10% van de warmtevraag uit zonnecollectoren op daken kunnen komen (= 0,4 TWh). De uiteindelijke realisatie is echter sterk afhankelijk van de individuele keuze van huishoudens om te kiezen voor zonnecollectoren voor warmte of zonnepanelen voor de opwek van elektriciteit.

  • Hoe kansrijk zijn warmtenetten binnen de regio?

    Op basis van verschillende onderzoeken lijken collectieve warmtesystemen, oftewel warmtenetten, voor een groot deel van de regio de meest geschikte optie. Om beter zicht te krijgen op de bronnen die het warmtenet gaan voeden, zijn er verschillende nieuwe onderzoeken gedaan naar bijvoorbeeld restwarmte, geothermie, zonthermie en aquathermie. 

  • Is de restwarmte vanuit Rotterdam wel een duurzame warmtebron?

    Op termijn moet ook de Rotterdamse industrie van schone bronnen gebruik gaan maken. tot dat moment is restwarmte uit Rotterdam nog geen duurzame bron, want de warmte is nu grotendeels nog afkomstig van fossiele bronnen. Maar de CO2 uitstoot van die opwek wordt toegerekend aan de Rotterdamse bronnen en vervangt het gebruik van die warmte fossiele bronnen hier. Dus het is al een stuk duurzamer dan de huidige situatie is.

  • Is de restwarmte uit Rotterdam ook op de langere termijn beschikbaar?

    Er is nu 21 TWh restwarmte ‘over’ in het Rotterdamse havengebied. Holland Rijnland heeft daar ca. 0,6 TWh van nodig. Dus zelfs als de beschikbare hoeveelheid met bijvoorbeeld de helft zou afnemen, blijft er nog altijd genoeg beschikbaar.

  • Hoe zeker is het dat er gebruik kan worden gemaakt van restwarmte uit Rotterdam? En zo niet, hoe gaat de regio dan tóch hun warmte opgave realiseren?

    De gesprekken met de Gasunie over de aanleg van de WarmtelinQ+ (het warmtenetwerk) verlopen positief. Alle betrokken partijen verwachten dat de restwarmteverbinding er komt, in 2026. Als er geen restwarmte vanuit Rotterdam beschikbaar komt, is het een uitdaging om de gehele regio van duurzame warmte te voorzien. Het meest voor de hand liggende alternatief is om meer geothermie te winnen in het noordwestelijke deel van onze regio. Dit heeft echter als nadeel dat we dan voor wijken/gebieden die een hoge temperatuur-warmtebron nodig hebben, warmte uit geothermie met elektriciteit moeten verhogen van midden naar hoge temperatuur. Deze elektrificatie zorgt voor extra elektriciteitsverbruik, en dus voor een 10% grotere opgave om duurzame elektriciteit op te wekken in 2030.

  • Waarom wordt er gekozen voor geothermie? Is dit een duurzame oplossing? En zijn hier private initiatieven voor nodig?

    Een geothermiebron kan meer dan 50 jaar werken maar is eindig. Geothermie zelf niet, omdat er oneindig veel warmte in de aarde aanwezig is. Om nieuwe geothermiebronnen te ontwikkelen is privaat initiatief nodig. Deze initiatieven zullen op wenselijkheid en realisme worden getoetst. Via onder andere vergunningsprocedures heeft de overheid daarin een belangrijke rol. De aanwezige risico’s zullen zorgvuldig worden afgewogen en meegenomen in de besluitvorming. In onze regio speelt bijvoorbeeld drinkwaterproductie in de duinen een belangrijke rol, waardoor het hoogheemraadschap en Dunea een rol hebben in de besluitvorming en eventuele projectrealisatie.

  • Hoe voorkom je dat welwillende burgers zich afwachtend opstellen omdat het onduidelijk is waar de gemeenten op gaan inzetten wat betreft de warmteopgave?

    Voor inwoners is momenteel de gemeentelijke Transitievisie Warmte (TVW) het meest relevant. Die visie sluit aan bij de regionale visie op warmte in de RES 1.0. Gemeenten wordt aangeraden hun Transitievisie Warmte zo snel mogelijk op te stellen en niet te wachten tot eind 2021. De komende periode zullen de RES-partners hier gericht op inspelen met een communicatie- en participatietraject voor inwoners en belanghebbenden.

  • Hoe wordt rekening gehouden met het feit dat mensen met een minder brede beurs niet de mogelijkheid hebben om zelf een oplossing te kiezen voor duurzame warmte of elektriciteit?

    We hebben bij het opstellen van de RES vooral gekeken naar maatschappelijke kosten. Welke warmtebron heeft als geheel de laagste kosten? Het is nog niet duidelijk wat de afnemer uiteindelijk gaat betalen. Veel hangt nog af van nationaal en gemeentelijk beleid.

    Vaak wordt gezegd: 'Mensen moeten zelf de vrijheid hebben om te besluiten wat voor soort duurzame energie zij in hun wijk willen'. In de praktijk zijn het vaak de meer vermogenden die hier initiatieven voor ontwikkelen. Worden dergelijke initiatieven gestimuleerd, dan is het mogelijk dat delen van wijken 'achterblijven' omdat zij niet (financieel) mee kunnen doen. Daar besteden de RES-partners in de uitvoering zeker aandacht aan.

    Bij elektriciteit is er momenteel al een keuze over de herkomst. Bij warmte is dat nog niet het geval. Gemeenten wordt momenteel aangeraden als wijkoplossing de 'goedkoopste' oplossing te kiezen als alternatief voor aardgas. Als bewoners toch een andere individuele oplossing willen toepassen (zoals bijvoorbeeld een warmtepomp), zou dat mogelijk moeten zijn. Uiteindelijk is dit ook een politieke vraag over onderlinge solidariteit en onderlinge verdeling van kosten.

  • Waarom besteedt de RES 1.0 slechts minimaal aandacht aan waterstof als oplossing voor de warmteopgave?

    Waterstof is geen energiebron, zoals bijvoorbeeld geothermie of aquathermie dat wel zijn. Waterstof is een transportmiddel voor energie en wordt gemaakt uit water door met gebruik van elektriciteit. Waterstof kan worden ingezet voor diverse toepassingen.

    In de waterstofvisie van het Rijk worden eerst de industrie en het zwaar transport genoemd als toepassingssectoren voor waterstof, daarna personenmobiliteit en daarne pas de verwarming van woningen. Voor de gebouwde omgeving staat dat er eerst een sterke kostendaling en een veel groter volume nodig zijn en dat daarover pas na 2030 een beter beeld ontstaat.

    Ook in de waterstofvisie van de provincie worden zes prioriteiten voor waterstof benoemd. Het verwarmen van woningen valt daar niet onder. Wanneer groene waterstof wordt geïmporteerd, kan het ook in onze regio worden toegepast nadat sectoren die dat harder nodig hebben al voorzien zijn. We weten nog niet of dat qua beschikbaarheid en prijs aansluit bij de warmtevraag in deze regio.

  • Wat is de relatie tussen de RES 1.0 en de Regionale Structuur Warmte?

    De Regionale Structuur Warmte (RSW) is een onderdeel van de RES 1.0. De RSW bestaat uit: inzicht in de warmtevraag en het warmte-aanbod, een beschrijving van de mogelijkheden voor nieuw te ontwikkelen boven- gemeentelijke warmte-infrastructuur en een toelichting op het doorlopen proces met stakeholders.

  • Wat is de relatie tussen de RES 1.0 en de lokale Transitievisie Warmte (TVW)?

    In de Transitievisie Warmte kijkt de gemeente per wijk naar de toekomstige warmtevoorziening en wanneer de wijk daarop overgaat. De gemeente heeft daarin de regie en staat dichter bij haar bewoners dan de regio. De regio stimuleert alleen bovengemeentelijke initiatieven en helpt gemeenten om samen te werken bij bovengemeentelijke bronnen. Bij het opstellen van een TVW kan een gemeente leunen op de regionale onderzoeken naar bronnen, zoals uitgewerkt in de RES. Zover gemeenten al een TVW hebben, zijn de data daaruit verwerkt in de RES.

Warmte Geothermie

  • Kan ik de vergunningen inzien?

    De vergunningen zijn gepubliceerd in de Staatscourant: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-39080.html, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-39081.html, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-39083.html, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-39442.html

  • Kan ik invloed uitoefenen op deze vergunningen?

    U kunt bezwaar maken tegen deze vergunning bij het ministerie van EZK

  • Wordt er rekening gehouden met risico’s voor het grond- of drinkwater?

    De risico’s voor grondwater worden bewaakt door het hoogheemraadschap van Rijnland, Dunea houdt de kwaliteit van het drinkwater in de gaten. Beide partijen hebben deze vergunningaanvragen beoordeeld en doen dat ook bij de volgende vergunningen.

  • Zijn er gevaren voor trillingen of aardbevingen?

    Het gevaar voor aardbevingen als gevolg van aardwarmtewinning is minimaal. Zo wordt, in tegenstelling tot bij het oppompen van aardgas, geen volume onttrokken aan de ondergrond. Water dat uit het reservoir wordt gepompt, wordt meteen weer aangevuld met water afkomstig van boven de grond. Daarbij ontstaan kleine drukverschillen die effect hebben op aardlagen. Daarom geldt de wettelijke verplichting dat aardwarmtebedrijven niet bij een ondergrondse breukzone mogen injecteren of produceren.

    Zie ook: https://allesoveraardwarmte.nl/veelgestelde-vragen/wat-zijn-de-gevolgen-voor-het-milieu/

  • Wanneer worden de definitieve vergunningen verstrekt?

    De nu afgegeven vergunningen zijn drie tot zes jaar geldig, afhankelijk van de partij en het gebied. Binnen die tijd moeten de vergunninghouders besluiten of ze verder gaan, ofwel vervolgvergunningen aanvragen. Dat zijn de tijdelijke winningsvergunning en het tijdelijke winningsplan. 

  • Hoe ziet een aardwarmte-installatie er uit?

    Een aardwarmte-installatie bestaat uit twee putten. In de ene wordt warm water uit de ondergrond gepompt. Warmtewisselaars geven de warmte af aan leidingwater in het warmtenet. Het afgekoelde water gaat direct via de andere put weer de grond in. Ondertussen brengt het warmtenet het verwarmde leidingwater naar gebouwen. En na gebruik weer terug naar de aardwarmte-installatie.

    Om de warmte diep in de ondergrond te bereiken is eerst een tijdelijk boorinstallatie nodig die twee putten boort voor het op- en terugpompen van het water. Deze boorinstallatie is ongeveer vier maanden nodig en wordt daarna weer afgebroken (en ergens anders opnieuw gebruikt).

  • Waar komen de installaties te staan?

    Dat is bij de drie vergunninghouders nog niet duidelijk. Zij gaan in overleg met de gemeenten waarop hun vergunning betrekking heeft om een geschikte locatie te vinden. Shell/D4 onderzoeken de mogelijkheid voor een installatie bij Noordwijk.

  • Krijg ik ook aardwarmte?

    Of uw woning wordt aangesloten op aardwarmte staat in de Transitievisie Warmte die door uw gemeente is of wordt opgesteld. Alle gemeenten moeten uiterlijk eind 2021 hun transitievisies warmte gereed hebben.

  • Wat merkt een inwoner van de opsporing?

    Voorlopig niets. Pas nadat een partij een omgevingsvergunning voor een boorinstallatie heeft verworven, wordt er iets merkbaar.

    Onderzoeksfase

    Voordat onderzoek gedaan wordt naar aardwarmte, wordt de ondergrond beter in kaart gebracht. De bedrijven doen dit door bestaande gegevens verder te analyseren en detailleren.

    Bouwfase

    Tijdens de aanleg van een aardwarmte-boorinstallatie, die ongeveer drie tot zes maanden duurt, is er mogelijk overlast voor omwonenden. Woont u bijvoorbeeld in de buurt van een boorput, dan hoort u misschien geluid van de bouwwerkzaamheden of van transport. Of ziet u ‘s nachts licht van de bouwplaats. Aardwarmte-bedrijven hebben zich via de Gedragscode Omgevingsbetrokkenheid verplicht om omwonenden zo vroeg mogelijk te betrekken bij het aardwarmte-initiatief of -project.

    Winningsfase

    Gedurende de winningsfase neemt een aardwarmte-installatie ongeveer 20 bij 20 meter in boven de grond en is ongeveer 8 meter hoog, plus een schoorsteen. De installatie staat op een terrein van ongeveer 50 bij 50 meter. De installatie maakt geen geluid dat voor de omgeving hoorbaar is.

    Zie voor meer informatie https://allesoveraardwarmte.nl/veelgestelde-vragen/wat-merk-ik-als-omwonende-van-aardwarmtewinning/

  • Wat gebeurt er als een opsporing succesvol is (procesbeschrijving)?

    Als uit de onderzoeken die nu beginnen blijkt dat aardwarmte kan worden gewonnen, volgen nog vele processtappen. Deze staan op een rijtje op https://www.aardwarmterijnland.nl/wat-gaan-we-doen

    Op hoofdlijnen: de vergunninghouders vragen een vervolgvergunning aan, een tijdelijke winningsvergunning. Als die ook wordt toegekend, volgt de daadwerkelijke winning van aardwarmte. Dan is ook een omgevingsvergunning nodig voor de boorinstallatie. Blijkt uit de onderzoeken dat er geen aardwarmte gewonnen kan worden, gebeurt er verder niets.

  • Wanneer en waar worden de eerste opsporingen verricht?

    Zie het antwoord op ‘waar komen de boortorens te staan?’

PlanMER

  • Wat is een planMER voor de RES?

    Dit planMER laat zien wat de mogelijke effecten zijn op het milieu als de plannen voor grootschalige duurzame opwek van energie en duurzame warmte worden gerealiseerd

  • Waarom wordt er een planMER gemaakt voor de RES?

    In de Regionale Energie Strategie (RES) staan zoekgebieden voor zonne-energie en windenergie. Ook staan er plannen voor duurzame warmte in de strategie. Door een planMER te laten maken, zien we wat het effect is voor het milieu en of plekken vanuit milieuoogpunt geschikt zijn. In vijf RES-regio’s is als pilot een planMER opgesteld. Holland Rijnland is één van die regio’s.

  • Waarom spreken we van een concept planMER?

    Het heet concept planMER omdat het rapport nog niet definitief is. De uitkomsten van het concept zijn nu openbaar. Tot 1 oktober kan iedereen die dat wil hierop reageren.

  • Wat is in de planMER onderzocht?

    In dit strategisch planMER is op hoofdlijnen onderzocht wat de (on)mogelijkheden zijn vanuit milieu voor het ontwikkelen van windenergie, zonne-energie en duurzame warmte. Daarbij is verkend in hoeverre ontwikkelingen mogelijk zijn, eventueel met (inpassings)maatregelen en/of compensatie. Als basis voor de analyse voor duurzame opwek van elektriciteit is de zogenaamde kansenkaart uit najaar 2020 gehanteerd.

    Als binnen een zoekgebied verder wordt toegewerkt naar zoeklocaties, dan wordt er een specifieke projectMER gemaakt. Milieueffecten worden dan meer in detail onderzocht. Dat is pas zinvol als bijvoorbeeld exacte windturbineposities bekend zijn.

  • Op de kaart zie ik allemaal kleuren; wat betekenen die?

    De kleuren op de kaart laten zien wat de effecten zijn voor het milieu als je op die plek windturbines bouwt, zonneparken aanlegt of duurzame warmte wilt ontwikkelen. Een rode kleur betekent dat een gebied vanuit milieu- en veiligheidswetgeving niet haalbaar is. Groen, geel en oranje zijn gebieden die haalbaar zijn (te maken), de kleur geeft aan hoe wenselijk dat is vanuit milieuoogpunt.

  • Wat betekent ‘haalbaar’ maken?

    Soms zitten belemmeringen voor het bouwen van windturbines, zonneparken of het ontwikkelen van duurzame warmte in lokaal en/of provinciaal beleid. Het kan een bestuurlijke keuze zijn om lokaal en/of provinciaal beleid aan te passen om de ontwikkeling van duurzame energie en warmte wel mogelijk te maken. In andere gevallen is compensatie van natuur nodig. Bijvoorbeeld als grootschalige opwek in weidevogelgebieden een plek krijgt.

  • Wat is niet onderzocht in de planMER?

    Voor het vaststellen van zoekgebieden en - in later stadium - concrete locaties spelen meer aspecten een rol dan milieu(gerelateerde) aspecten. Financieel economische haalbaarheid, draagvlak onder inwoners en ook bestuurlijke wensen en afspraken zijn belangrijk. Een plan dat op basis van de milieuregelgeving mogelijk is, maar economisch niet haalbaar en/of zonder voldoende draagvlak zal de eindstreep (concrete uitvoering) niet halen. Het concept planMER laat zien wat in deze fase vanuit milieu (en op basis van de vigerende milieuregelgeving) kansrijk, kansrijk onder voorwaarden of niet haalbaar is. De kosten van de plannen, draagvlak voor de plannen en bestuurlijke wensen en afspraken zijn geen onderdeel van deze studie.

  • Kan ik mijn mening geven over dit concept planMER?

    Zeker. Iedereen die dat wil, kan een officiële reactie geven. Dat heet een zienswijze.

  • Wat is een zienswijze?

    Een zienswijze is een officiële schriftelijke reactie op een onderzoek, plan of ontwerpbesluit van de overheid. Iedereen kan een zienswijze indienen.

  • Hoe kan ik een zienswijze indienen?

    De concept planMER is vanaf 8 juli openbaar. Tot 1 oktober kan iedereen die dat wil een reactie geven. Dat kan via RES@hollandrijnland.nl. De ingediende zienswijzen worden verwerkt in een Nota van Inspraak. Per zienswijze wordt in deze nota een reactie gegeven, waarin ook wordt aangegeven of de zienswijze leidt tot een wijziging van de planMER.

  • Hoe gaat het verder na de definitieve planMER?

    De definitieve planMER is een van de bouwstenen voor de verdere uitwerking van de ambities uit de RES 1.0 naar de RES 2.0. Samen met de moties en amendementen die tijdens vergaderingen van volksvertegenwoordigers zijn ingebracht bij het bespreken van de RES 1.0, vormt dit de start voor het werken aan de RES 2.0.

Elektriciteit

  • Waarop is de opgave voor elektriciteit van de RES gebaseerd?

    De regionale ambitie voor het opwekken van duurzame elektriciteit komt voort uit het bestaande Regionale Energieakkoord (2017). Daarin werden ambities gesteld voor 2025. Omdat de RES 2030 als tijdshorizon kent, is de ambitie van het Regionale Energieakkoord daarmee in lijn gebracht. De ambitie is om 1,14 TWh meer duurzame elektriciteit op te wekken in 2030 ten opzichte van 2014. Hiervan is 0,09 TWh al gerealiseerd (via bestaande windturbines en zon op grote daken). Dit betekent dat op dit moment de huidige opgave voor het opwekken van duurzame elektriciteit 1,05 TWh bedraagt. 

  • Hoe gaan we duurzame elektriciteit opwekken?

    We kijken daarbij naar de huidige technieken voor grootschalige opwek van duurzame elektriciteit. Dit doen we door in te zetten op zonnepanelen op grote daken (bijvoorbeeld bedrijfsdaken), zonnepanelen in het veld (zonneweides) en windenergie. Zonnepanelen op kleine daken (van huishoudens) zijn ook van belang maar tellen niet mee voor de regionale opgave voor elektriciteit. 

  • Waar gaan we duurzame elektriciteit opwekken?

    Op de zoekgebiedenkaart van de RES 1.0 geeft de regio aan welke mogelijk geschikte gebieden er zijn voor het grootschalig opwekken van duurzame elektriciteit met zonnevelden en windturbines. Met de nadruk op mogelijke, want er worden nu nog geen keuzes gemaakt voor exacte zoeklocaties. De uiteindelijke keuze voor locaties wordt later in het proces gemaakt, mede op basis van de input van inwoners, initiatiefnemers en andere belanghebbende partijen. 

  • Zijn alle op de zoekgebiedenkaart gemarkeerde gebieden volledig inzetbaar?

    Nee, de op de kaart gearceerde gebieden zijn niet volledig inzetbaar. Soms hebben we te maken met beperkingen zoals bestaande bebouwing, aanwezige kabels en leidingen, geldende veiligheidsafstanden bij windturbines of hoogtebeperkingen vanuit Schiphol. Daarnaast hebben alle gemarkeerde gebieden al een functie. Dit betekent in de praktijk dat op specifieke locaties soms dingen niet kunnen vanwege wet- en regelgeving en soms vanwege eigendomsverhoudingen. 

  • Waarom wordt er vooral langs infrastructuur geplaatst?

    Voor het grootschalig opwekken van duurzame elektriciteit langs infrastructuur bestaat al lange tijd breder maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. In 2018 organiseerden de RES-partners bijeenkomsten met raadsleden uit de regio en regionale stakeholders (o.a. dorpsraden, natuur- en milieuorganisaties, energiecoöperaties) Hieruit bleek dat dit een zoekrichting was die op veel draagvlak kon rekenen. Ook uit het participatietraject richting de RES 1.0 (eind 2020 tot begin 2021) bleek dit een aantrekkelijk uitgangspunt. Door deze insteek wordt bovendien de opgave redelijk verdeeld over de hele regio, wat ook bijdraagt aan het draagvlak.

  • Waarom ligt de focus vooral op zon- en windenergie?

    Zon- en windenergie zijn bewezen technieken die direct inzetbaar zijn. Daarom ligt hier de focus.

  • Worden er ook zonnepanelen op grote daken gerealiseerd?

    Uit de bevindingen van het participatietraject richting de RES 1.0 bleek er veel draagvlak te zijn voor zonnepanelen op grote daken. Er zal dan ook zeker worden ingezet op deze manier om duurzame elektriciteit op te wekken. Wel is de elektriciteit die kan worden opgewekt met zonnepanelen op beschikbare grote daken bij lange na niet voldoende om aan de elektriciteitsvraag te voldoen. Vandaar dat we naast zonnepanelen op grote daken, blijven inzetten op het realiseren van zonneweides en windturbines. 

  • Waarom wordt de energieproductie van zonnepanelen op kleine daken niet meegenomen in het doel van de regio om in 2030 1,05 TWh extra duurzame elektriciteit op te wekken?

    Dit volgt uit de voorschriften van het Nationaal Programma RES. In de afspraken in het Klimaatakkoord is rekening gehouden met een autonome groei tot 2030 van 7 TWh door het kleinschalig opwekken van duurzame elektriciteit met zonnepanelen op daken. Deze 7 TWh (waarvan 0,24 TWh in de RES-regio Holland Rijnland) is bovenop de ambitie van de Nederlandse regering om in 2030 35 TWh aan duurzame elektriciteit grootschalig op te wekken. In het bepalen van de hoeveelheid TWh die de RES-regio Holland Rijnland ambieert voor het opwekken van duurzame elektriciteit, mag daarom de verwachte opgewekte duurzame elektriciteit met zonnepanelen op kleine daken niet worden meegenomen. Dit is om dubbeltelling te voorkomen. Wordt er meer opgewekt dan 0,24 TWh, dan telt het wel mee voor het RES-bod. Hier gaan we op dit moment niet van uit.

  • Geldt de doelstelling van de regio voor het grootschalig opwekken van duurzame elektriciteit via zonnepanelen op grote daken, voor de regio of voor elke individuele gemeente?

    De doelstelling van 0,25 TWh elektriciteitsproductie uit zon op grote daken in 2030 geldt voor de regio. Elke individuele gemeente maakt zijn eigen aanpak voor het bevorderen van zonnepanelen op daken. Gemeenten kunnen wel met elkaar samenwerken.

  • Bij welke grootte wordt een energie-installatie met zonnepanelen meegenomen in de RES 1.0?

    Alle zonnepanelen op daken worden meegenomen. Echter, voor het landelijk doel voor het grootschalig opwekken van duurzame elektriciteit, telt alleen grootschalige opwek. Dat is bij een energie-installatie met een vermogen van meer dan 15 kWh. Dit komt ongeveer overeen met zo’n 50 zonnepanelen. 

  • Komen er zonnepanelen op landbouwgrond?

    Zonnepanelen op landbouwgrond zijn waarschijnlijk onvermijdelijk. De energietransitie gaat een grote impact hebben op het landelijk gebied. Tegelijkertijd verandert het agrarisch landschap ook onder invloed van de landbouwtransitie, bijvoorbeeld door wijziging van grondgebruik, wijziging in regelgeving of afname van het aantal bedrijven. Per gebied kijken we hoe deze twee transities elkaar kunnen versterken of ondersteunen. 

  • Zijn windmolens op zee een onderdeel van de RES?

    Nee, want hier gaat de Rijksoverheid over en niet de regio. En de elektriciteit van wind op zee is vooral bestemd voor de grootverbruikers van elektriciteit in Nederland, zoals de industrie. Windmolens in meren of plassen tellen wel mee in de RES.

  • Moeten er windmolens komen?

    Ja, voor de RES-regio Holland Rijnland is windenergie onmisbaar om de duurzame energieambities te halen. Hiervoor zijn meerdere redenen. Windturbines wekken namelijk veel energie op en hebben daar relatief weinig ruimte voor nodig in vergelijking met zonnepanelen. En helaas komen we er niet door alle geschikte daken vol te leggen met zonnepanelen. We verbruiken veel meer stroom dan dat we daarmee kunnen opwekken. Daar komt bij dat de zon ’s avonds en ’s nachts natuurlijk niet schijnt. Maar dan willen we wel energie kunnen gebruiken. Gelukkig waait de wind de hele dag door en kunnen we daarmee een groot deel van ons avond- en nachtverbruik opvangen. 

  • Wat is het voordeel om juist windturbines en zonnevelden bij elkaar te zetten?

    De ongelijktijdigheid van vraag en productie van elektriciteit door zon en wind, leiden tot momenten met grote overschotten (veel zon en wind, weinig vraag) en momenten van grote tekorten (weinig zon en wind, veel vraag). Er zijn mogelijkheden om een deel van deze onregelmatigheden weg te nemen door zonnevelden en windturbines in een gebied te combineren. Immers: vaak waait het op een donkere dag en is het windstil bij stralend weer. Zo kan een stabiele duurzame elektriciteitsproductie beter worden gerealiseerd. Ook ruimtelijk biedt de combinatie meerwaarde. Daar waar geen mogelijkheden bestaan om de ene toepassing in te zetten, bestaan wellicht wel mogelijkheden de andere toepassing in te zetten. Maar beter is de combinatie van beide als dubbel ruimtegebruik: zonnepanelen onder windturbines.

  • Op welke manier wordt rekening gehouden met Natura 2000-gebieden, NNN-gebieden en ISG-gronden voor het bepalen van zoekgebieden voor windturbines en zonnevelden?

    Deze gebieden zijn in de RES 1.0 geen zoekgebieden. Voor de nu bestaande zoekgebieden geldt dat de ruimtelijke kwaliteit één van de toetsingscriteria is voor de beoordeling. Bij het bepalen van de denkrichtingen waarop de huidige kaart met zoekgebieden is gebaseerd, is de ruimtelijke kwaliteit meegenomen. Voor specifieke locaties zal dit door de betreffende gemeente verder moeten worden afgewogen.

  • Is er rekening gehouden met mogelijkheden en beperkingen van het net voor het grootschalig opwekken van duurzame elektriciteit?

    Liander, de netwerkbeheerder in deze regio, heeft voor de komende tien jaar een investeringsagenda opgesteld voor de verdere ontwikkeling van het netwerk. Zo moeten in deze regio zeven zogenaamde ‘onderstations’ worden bijgebouwd, vervangen of uitgebreid. Deze ontwikkeling hangt (nog) voor een groot deel af van de verwachte elektriciteitsvraag, de distributie. Volgens de huidige investeringsagenda van Liander stelt uitbreiding van het netwerk de regio in staat haar ambities voor opwek tot 2030 in te vullen.

  • Is er voldoende netcapaciteit om de regionale opgave voor elektriciteit te realiseren?

    Dat hangt af van de locatie, de omvang en de timing. Er komt een grote uitbreiding van de elektriciteitsnetten in de regio Holland Rijnland. Deze worden met name gebouwd op het toenemende elektriciteitsgebruik. Denk aan elektrische auto's, warmtepompen en airco's. Dit geeft ook ruimte voor zonneparken en zonnepanelen op daken. Bij het plannen van grote energie-installaties is afstemming met de netbeheerder nodig om er zeker van te zijn dat het elektriciteitsnet dit aan kan of dat het aan te passen is. Met het aftoppen van de pieken, locaties dicht bij elektriciteitsgebruik en door clustering met windturbines is er vaak meer mogelijk. 

  • In de RES 1.0 wordt gesproken over systeemefficiëntie. Wat houdt dit in? En op welke manier heeft dit invloed op de keuzes die de regio maakt tot 2030?

    Systeemefficiëntie betekent dat alle verschillende onderdelen van ons energiesysteem slim op elkaar worden afgestemd. Denk hierbij aan de opslag van energie in bijvoorbeeld batterijen, het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod en het efficiënt gebruiken van het net door bijvoorbeeld zonne-energie en windenergie te combineren op één netaansluiting in een 1-op1 verhouding. 

  • Op welke manier houdt de RES-regio Holland Rijnland rekening met opslag van duurzaam opgewekte elektriciteit?

    De opslag van duurzaam opgewekte elektriciteit is flink in ontwikkeling. Netwerkbeheerder Liander onderzoekt de mogelijkheden hiervan. In de RES wordt nu uitgegaan van het opwekken van duurzame elektriciteit die direct wordt verbruikt en niet eerst hoeft te worden opgeslagen. 

  • Wie besluit uiteindelijk waar in de regio energieprojecten worden ontwikkeld?

    Iedere gemeente besluit over het plaatsen van energieprojecten binnen de eigen gemeentegrenzen. 

  • Op welke manier worden inwoners in de regio gestimuleerd om te investeren in zonnepanelen op eigen daken en/of op collectieve daken?

    De realisatie van de gestelde ambitie voor zon op daken is belegd bij gemeenten. Elke gemeente werkt in het eigen lokale beleid verder uit op welke manier ze zon op daken wil stimuleren. 

  • Wordt kernenergie meegenomen in de RES 1.0?

    Kernenergie is niet uitgesloten in het Klimaatakkoord. In de eerste maanden van 2021 vindt er een landelijke marktconsultatie plaats onder welke voorwaarden marktpartijen bereid zijn te investeren in kerncentrales in Nederland. Maar ook welke publieke ondersteuning daarvoor nodig is en welke regio’s belangstelling hebben voor een kerncentrale. Nieuwe vormen van kernenergie en de bouw van kernenergiecentrales zijn er niet zo snel. Daarom kunnen we kernenergie niet inzetten om ons doel van 2030 (49 procent minder CO2-uitstoot) te halen. Voor de periode tot 2050 kan kernenergie wel een rol spelen. 

     

  • Kunnen we niet beter wachten op nieuwe technologie?

    Nee. Als we niets doen, dan moeten we straks in een steeds kortere tijd, steeds meer doen. Hierdoor nemen de kosten flink toe en wordt ingrijpen op een gegeven moment onbetaalbaar. Dat wil niet zeggen dat er geen ruimte is voor nieuwe technologie. De RES wordt namelijk iedere twee jaar opnieuw bekeken en waar nodig aangescherpt.   

Duurzame Mobiliteit

  • Wat is de opgave voor mobiliteit?

    Vervoer van goederen en mensen zorgt voor veel CO2-uitstoot in de regio. Holland Rijnland ziet kansen om de CO2-uitstoot door mobiliteit in 2030 met 22% te verminderen ten opzichte van 1990. Ook het energieverbruik van mobiliteit gaat met minimaal 11% omlaag in 2030 ten opzichte van 2014. Elektrificatie van vervoer wordt als een belangrijke bouwsteen gezien om dit te realiseren. 

  • Waarom is ‘mobiliteit’ onderdeel van de RES 1.0 van Holland Rijnland, terwijl dit (nog) geen voorschreven onderdeel is om in de RES op te nemen?

    Mobiliteit is verantwoordelijk voor ongeveer 30% van het energieverbruik in de regio. Het verduurzamen van mobiliteit is daarmee een onlosmakelijk onderdeel van de energietransitie. Daarom vindt Holland Rijnland dat mobiliteit als onderdeel thuishoort in de RES 1.0.  

  • Waarom is mobiliteit de enige sector in Holland Rijnland die in energieverbruik is gestegen t.o.v. 2010?

    Sinds 2010 zijn er meer mensen in Holland Rijnland komen wonen. Het energieverbruik door mobiliteit (bijvoorbeeld door benzineauto's) per persoon is maar beperkt gedaald. Omdat er tegelijkertijd wel meer inwoners in de regio wonen, is het totale energieverbruik gestegen. In andere sectoren is het energieverbruik juist flink afgenomen. Zo zijn nieuwe woningen steeds duurzamer geworden (gasloos, isolatie etc.) en is de energievraag in andere sectoren wel gedaald.

  • Zet de RES-regio ook in op het opslaan van duurzaam opgewekte elektriciteit in elektrisch vervoer, om dit bij een hoge elektriciteitsvraag terug te leveren aan het net?

    Het is een interessante ontwikkeling dat bijvoorbeeld de accu van een elektrische auto ook als tijdelijke opslag kan dienen voor (duurzaam) opgewekte elektriciteit, en bij hoge elektriciteitsvraag dit kan terugleveren aan het elektriciteitsnet. In diverse nieuwbouwprojecten in de regio wordt een dergelijk principe toegepast. De regio volgt alle technologische ontwikkelingen op de voet, ook voor wat betreft laadinfrastructuur.

  • Op welke manier wordt rekening gehouden met de elektrificatie van vervoer?

    Uit onderzoek blijkt dat elektrificatie van vervoer een belangrijke manier is om mobiliteit in deze regio te verduurzamen. Het Klimaatakkoord heeft de ambitie om alle nieuw verkochte auto’s emissieloos te laten rijden in 2030. Daarvoor is een sterke uitbreiding van het laadnetwerk in Nederland nodig.

    Elektrisch rijden is pas echt duurzaam als er wordt gereden op duurzame, oftewel groene stroom. Om dit voor elkaar te krijgen, is de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) als bijlage bij het Klimaatakkoord toegevoegd. De NAL is een meerjarige beleidsagenda met ambities en acties voor de realisatie van laadinfrastructuur in Nederland. Gemeenten hebben een belangrijke rol bij de realisatie van laadinfrastructuur, omdat een deel van de laadvraag moet worden gerealiseerd in de publieke ruimte, zoals op straat of op pleinen. Gemeenten in onze regio werken al volop aan de realisatie van deze opgave. Dit doen zij samen met partners, zoals de netbeheerders en laadpaalaanbieders.  

  • Wat is de relatie tussen de RES 1.0 en de Regionale Strategie Mobiliteit?

    Mobiliteitsvraagstukken vragen om een regionale samenwerking en integrale benadering. Binnen Holland Rijnland is gelijktijdig met de RES 1.0 aan de Regionale Strategie Mobiliteit (RSM) gewerkt. Binnen deze strategie is verduurzaming van mobiliteit een belangrijke pijler. Verduurzaming van mobiliteit draagt namelijk bij aan de leefbaarheid en de bereikbaarheid van onze regio. Ook de RSM zet in op schonere, slimmere en andere mobiliteit.  

  • Wordt vliegverkeer meegenomen bij de cijfers van mobiliteit in Holland Rijnland?

    Vliegverkeer is geen onderdeel van het Klimaatakkoord en van de RES 1.0 van Holland Rijnland. In de RES 1.0 wordt alleen gekeken naar het energiegebruik binnen de grenzen van de regio. Vliegverkeer is daarom geen onderdeel van de cijfers voor energieverbruik en uitstoot van CO2. Net zomin worden de internationale scheepvaart, de industrie in China of de bruinkoolcentrales in Duitsland meegenomen. Natuurlijk heeft het wel effect als minder inwoners van Holland Rijnland het vliegtuig pakken, maar voor de RES volgen we de reguliere berekenmethode van het Klimaatakkoord om daarmee consistent te zijn.

Participatie en proces

  • Op welke manier zijn inwoners betrokken bij het proces in de aanloop naar de RES 1.0?

    In de RES-regio Holland Rijnland is gekozen voor een aanpak waarbij gemeenten hoofdzakelijk verantwoordelijk zijn voor de communicatie met inwoners over de RES en hun deelname aan het participatieproces. De regio organiseerde drie online webinars waarin we mensen informeerden over de regionale opties voor het opwekken van duurzame elektriciteit en over alternatieve bronnen voor warmte. Daarnaast hielden we twee regionale enquêtes onder inwoners.

    Daarnaast gingen gemeenten in gesprek met hun inwoners over de lokale energietransitie, passend bij de cultuur en werkwijze van de gemeente en passend bij de eigen lokale context. Zo zijn er gemeenten die het gesprek over de RES koppelden aan gesprekken over lokaal energiebeleid. Er zijn ook gemeenten die dit gesprek al langer voeren en andere gemeenten die speciaal voor de RES enkele activiteiten organiseerden. Door alle maatregelen rond COVID-19 waren we vooral gebonden aan online mogelijkheden om het gesprek te voeren en inzicht te krijgen in wat mensen belangrijk vinden. Gemeenten maakten gebruik van enquêtes, digitale gesprekken, webinars, expertsessies, straatgesprekken, interviews, meedenksessies en online discussieplatforms. 

  • Op welke manier zijn inwoners op de hoogte gebracht van het proces rondom de RES 1.0?

    Inwoners van de RES-regio Holland Rijnland zijn op veel manieren uitgenodigd om mee te doen. Voor de uitnodigingen gebruikten gemeenten de volgende middelen: social media-posts en -advertenties, huis-aan-huisbladen, persberichten, huis-aan-huis uitnodigingen, gemeentelijke websites, lokale omroepen, wijkambassadeurs, lokale radio en televisie en communicatiekanalen van energiecoöperaties.

  • Welke stakeholders zijn betrokken geweest bij het proces in de aanloop naar de RES 1.0?

    Er is met veel partijen gesproken in aanloop naar de RES 1.0. Naast de partners bij de RES (provincie, dertien gemeenten en waterschappen), is ook Liander als netwerkbeheerder zeer nauw betrokken bij de uitwerking. Eind 2019 is er een Programmaraad opgericht. De Programmaraad heeft een adviserende rol in de planvorming rondom de energietransitie. De Programmaraad heeft daarnaast een belangrijke rol in de uitvoering en borging van de diverse uitvoeringslijnen. Vertegenwoordigd in deze Programmaraad zijn onder andere natuur- en milieuorganisaties, belangengroepen, energiecoöperaties, het bedrijfsleven, het rijk, NPRES en het onderwijs. Vanaf najaar 2020 zijn in een breed participatieproces de inwoners van Holland Rijnland betrokken via onder meer enquêtes, webinars en (straat)gesprekken.

  • Hoe zijn raadsleden van de gemeenten in de regio betrokken bij de RES 1.0?

    De raden zijn vanaf het Regionale Energieakkoord uit 2017 intensief betrokken. In eerste instantie vooral door het doen van zogenaamde serious games, waarin de mogelijkheden werden verkend voor het grootschalig opwekken van duurzame elektriciteit in de regio. In 2018 en 2019 vonden er enkele, brede themacafés ‘Energie’ plaats en vanaf 2020 waren dat enkele webinars. Alle gemeenten hebben de Concept RES vorig voorjaar voorgelegd aan de raden voor wensen en bedenkingen. Deze wensen en bedenkingen zijn vervolgens meegenomen richting de uitwerking van de RES 1.0.

  • Hoe kun je als inwoner van Holland Rijnland deelnemen aan lokale energieprojecten?

    In lijn met afspraken in het Klimaatakkoord, streeft de RES-regio Holland Rijnland naar minimaal 50% lokaal eigendom in duurzame energieprojecten. Overheden kunnen lokaal eigendom en andere vormen van financiële participatie echter alleen juridisch afdwingen wanneer zij zelf grondeigenaar zijn (privaatrecht). Het bevoegd gezag kan de initiatiefnemer niet juridisch verplichten om de omgeving financieel te laten deelnemen in de ontwikkeling of exploitatie van een energieproject. Het bevoegd gezag mag bijvoorbeeld een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een zonnepark niet weigeren omdat een initiatiefnemer de financiële participatiemogelijkheden niet heeft verkend of ingevuld, terwijl het project verder wel past binnen het bredere ruimtelijke gemeentebeleid. Het opnemen van afspraken over financiële participatie in een zogenoemde anterieure overeenkomst (die afspraken vastlegt tussen een gemeente en een particuliere partij voor de ontwikkeling van een bepaald perceel), kan worden gezien als oneigenlijk gebruik van ruimtelijke bevoegdheden. 

  • Nu de RES 1.0 is vastgesteld, wat betekent dat voor de rol van inwoners en hoe zij worden betrokken bij de RES 2.0 en verder?

    De ingezette participatieprocessen in de dertien gemeenten zullen worden gecontinueerd. Dat zal gaan over thema’s als grootschalige opwek van elektriciteit, over warmte, over lokaal eigenaarschap, over zon op daken en over energiebesparing. De nadruk bij de participatie ligt bij de gemeenten, met monitoring en terugkoppeling van de resultaten op regionale schaal. De uitvoering van deze participatieprocessen zal in nauw overleg met energiecoöperaties en andere maatschappelijke partijen plaatsvinden. We zien hierbij ook nadrukkelijk een rol weggelegd voor de Programmaraad.

Gebruikte begrippen

  • Wat is TWh?

    TWh is de afkorting voor terawattuur. Dit is een term die gebruikt wordt om het verbruik van elektrische energie in uit te drukken, net als kilowattuur (KWh) en megawattuur (MWh). 1 miljard kWh staat gelijk aan 1 terawattuur en 3,6 Petajoule PJ. Met 1 TWh kunnen we ongeveer 54.000 huishoudens van elektriciteit voorzien. 

  • Wat is energieneutraal?

    In het Energieakkoord Holland Rijnland van 2017 legden wij vast dat Holland Rijnland in 2050 een energieneutrale en aardgasvrije regio wil zijn. Dit betekent dat in 2050 het energieverbruik binnen de regio volledig wordt gedekt door energie uit duurzame energiebronnen of restbronnen. Daarvan komt minstens 80% uit onze eigen regio. De resterende 20% vullen we in door bijvoorbeeld restwarmte of geothermie uit de nabijheid van onze regio.

  • Wat is CO2- uitstoot?

    Wat wij CO2-uitstoot noemen, is het vrijkomen van dit CO2 in de atmosfeer. Dit gebeurt als we fossiele brandstoffen verbranden, zoals olie, kolen en aardgas. Maar ook dieren en mensen stoten CO2 uit.